Puzzelen; een voorbeeld
Toen u vanmorgen naar uw werk ging, loste u alle drie de puzzels op. U zit nu immers op uw werk, dus u hebt zeker de praktische puzzel op kunnen lossen: "hoe kom ik op mijn werk?" Dat kan waarschijnlijk per fiets, per auto, met het openbaar vervoer: er zijn alternatieven en dat zijn allemaal mogelijkheden, de ene oplossing is "handiger" dan de andere om die praktische puzzel zoals geformuleerd op te lossen maar ze kunnen alle even effectief zijn.
Maar u hebt daarmee ook waarderingspuzzel opgelost: u hebt namelijk op z'n minst impliciet bedacht dat u vandaag naar uw werk zou moeten gaan. U had kunnen denken: "kan ik vandaag eigenlijk niet thuis blijven?" En het woordje "kan" wordt in dit verband gewoonlijk geacht "mag" te betekenen. Als u hierop bevestigend had geantwoord, had u misschien besloten thuis te blijven en was de praktische puzzel: "hoe kom ik op mijn werk?" niet voorgekomen.
Tenslotte hebt u ook een kennispuzzel opgelost. U hebt vanmorgen toch even bedacht dat het een werkdag was. Immers: alleen op werkdagen is de vraag en waarderingspuzzel aan de orde: "moet ik naar mijn werk?" Als u zich in de dag had vergist, of in de tijd vanmorgen, hadden alle andere puzzels er anders uit kunnen zien.
Zo moge duidelijk zijn dat ieder mens in het dagelijks leven voortdurend deze drie soorten puzzels oplost.
Voor een overzicht van beroepspuzzelaars, klik hier.
Voor een voorbeeld uit een specifieke (medische) beroepspraktijk, klik hier.
Afhankelijk van het probleem waarmee u te maken heeft, kiest u nu voor A. Kennispuzzels, B. Waarderingspuzzels of C. Praktishce puzzels.