Berekenend voorbeeld (vervolg)
In dit verband is het van groot belang om onderscheid te maken drie soorten gebodenheid.
- In de eerste plaats kennen we de formele gebodenheid en dat is de mate van gebodenheid die voortkomt uit wetgeving, contractuele regelgeving en daar gelijk. Deze valt als volgt weer te geven: Gf.
- In de tweede plaats kennen we de professionele gebodenheid en dat is de mate van gebodenheid volgens een professionele standaard. De eed van Hippocrates is een weergave van een reeks van professionele geboden, plichten, verboden; afgekort Gp. Deze professionele gebodenheid is dus mogelijk per discipline en beroepsgroep verschillend.
- In de derde plaats is er de morele gebodenheid en daaronder verstaan we de datgene wat voortkomt uit iemands morele persoonlijke of levensbeschouwelijke standaards: Gm.
Het moge duidelijk zijn dat de mate van formele, morele en professionele gebodenheid van een en dezelfde handeling door een en dezelfde actor jegens een en hetzelfde subject verschillend kan zijn. De vraag naar de hiërarchie tussen deze drie vormen van gebodenheid is dan ook vaak een deel van de ethische discussie. Naarmate de medische wetgeving uitvoeriger en explicieter wordt en er dus steeds meer handelingen binnen de sfeer van de formele gebodenheid wordt geplaatst, komt de relatie tussen de formele en de professionele gebodenheid onder druk: wat moet de professional het zwaarst laten wegen? De wet of de professie? Of de moraal? In de praktijk is dat niet zelden aan de orde.
Op basis van het voorgaande is het nu mogelijk om een "welgevormd plichtsoordeel" te formuleren. Een welgevormd plichtsoordeel is een oordeel waarin de aard van de gebodenheid (f, p of m) is geëxpliciteerd, en waarin de actor, de handeling en het subject zijn geëxpliciteerd, en waarin die mate van gebodenheid een getalswaarde heeft gekregen.
Een welgevormd plichtsoordeel heeft dus tenminste de schematische opbouw Gf/p/m (AhS) = x. (0<x<10)
Als u wilt kunt u nog (een keer) verder rekenen!