Waarheidsgetrouwe informatie

Ook al is de informatie betrouwbaar, dan wil dat nog niet zeggen dat deze informatie ook te vertrouwen is. Een cliënt kan wel telkens hetzelfde verhaal vertellen over zijn probleem, maar dit verhaal kan systematisch afwijken van de werkelijkheid. De cliënt kan bijvoorbeeld belangrijke elementen uit het verhaal telkens overdrijven of juist bagatelliseren en zelfs weglaten. Zeker als het verhaal gaat over een probleem waar een maatschappelijk taboe op rust,  is het niet ondenkbaar dat een cliënt de informatie hierover stelselmatig vertekend presenteert. U heeft dan wel betrouwbare, in de zin van consistente informatie, gekregen van uw cliënt, maar uw cliënt is niet eerlijk tegenover u geweest en u heeft geen waarheidsgetrouwe informatie gekregen. 

Evenzo kan een hulpverlener wel telkens dezelfde visie presenteren op het probleem, maar deze visie kan afwijken van algemeen geaccepteerde en empirisch getoetste inzichten. Het verhaal klinkt mooi, maar het helpt de cliënt niet om zijn probleem op te lossen. 

We willen eerst stilstaan bij de verstoringen die ertoe leiden dat een cliënt geen waarheidsgetrouwe informatie geeft. Daaruit volgen een aantal voorwaarden in de opstelling naar uw cliënten. Deze en enkele andere voorwaarden zijn eveneens van belang om ervoor te zorgen dat de uitleg en aanwijzingen die u zelf geeft aan uw cliënt, waarheidsgetrouw bij uw cliënt overkomen.

2.2.1 Verstoringen in de informatie-overdracht

Er zijn diverse redenen te geven waarom uw cliënt niet open en eerlijk kan of wil praten over zijn problemen. In de eerste plaats kan de informatie voor de cliënt emotioneel te bedreigend zijn. De cliënt kan de informatie daarom uit zijn bewustzijn verdringen. Daarnaast kan de cliënt het als te bedreigend ervaren om de informatie met anderen te delen. Schuld- en schaamtegevoelens kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Dit gevoel van kwetsbaarheid hoeft zeker niet alleen jegens u, de therapeut, te gelden. In de hulpverlening is het vrij gebruikelijk om met partners of collegae te werken en het gevoel van kwetsbaarheid kan dus ook gelden jegens deze partners. Daarnaast kan een cliënt wantrouwend of achterdochtig zijn over wat de hulpverlener met de informatie gaat doen. Dit alles kan leiden tot verzet of zelfs een openlijke weigering om bepaalde onderwerpen te bespreken. Verder is het mogelijk dat een cliënt informatie achterhoudt of vertekend presenteert omdat hij daar voordeel uit denkt te halen. Misschien wil de cliënt een positief beeld van zichzelf of juist een weinig positief beeld van zijn partner oproepen bij de therapeut. Een belangrijke 'storende' factor in de psychotherapie is in dit verband het verschijnsel 'overdracht'. Hiermee wordt bedoeld dat de hulpverleningsrelatie en de hulpverlener als persoon voor de cliënt meer gaan betekenen dan nodig en wenselijk is voor het welslagen van het therapeutisch proces. Cliënten kunnen, zonder het zich te realiseren, op hun hulpverlener reageren alsof hij iemand anders is uit hun vroegere leven. Wantrouwen, woede, verdriet, maar ook gevoelens van intimiteit en seksuele gevoelens kunnen daardoor aan de hulpverlener worden gepresenteerd als waren ze voor hem bestemd.

 

Omgekeerd kan ook de informatie-overdracht van de therapeut naar zijn cliënt onderhevig zijn aan verstoringen. In de eerste plaats kunnen de inzichten en aanwijzingen van de hulpverlener 'onwaar' zijn in de zin van niet in overeenstemming zijn met de gangbare en empirisch getoetste inzichten over de therapeutische werkzaamheid. Hierbij is de inhoudelijke deskundigheid van de hulpverlener in het geding. In de tweede plaats kan de hulpverlener de bekwaamheid missen om zijn inzichten en interventies aan de cliënt over te brengen. Zijn educatieve deskundigheid schiet dan te kort. 

Een hulpverlener kan de bovengenoemde verstoringen niet altijd voorkomen. Hij kan hun invloed echter wel zoveel mogelijk beperken. Vakinhoudelijke deskundigheid en educatieve bekwaamheid bieden daarvoor al enige garantie. Zeker zo belangrijk is een hulpverleningsrelatie die zich kenmerkt door empathie, respect en vertrouwen. In zo'n relatie schuilt echter het gevaar van overbetrokkenheid en een mogelijk doorschieten in intimiteit. Daarom is tevens een zekere emotionele distantie en het kunnen stellen van grenzen nodig om de hulpverleningsrelatie functioneel te houden. Wij zullen ieder van de begrippen toelichten.

 

 

2.2.2 Evidence-based en educatief werken

 

Ook de informatie die u als hulpverlener geeft, dient waarheidsgetrouw moet zijn. Nu is het moeilijk, zo niet onmogelijk om daarvoor absolute criteria te geven. Onze inzichten in de effecten van therapeutische interventies vinden we immers waarheidsgetrouw, zolang er geen betere inzichten op de markt zijn. Er zijn echter talrijke studies verricht naar het effect van therapeutische interventies, waarbij sommige therapeutische stromingen er stelselmatig beter uitkomen dan anderen (Schagen, 1998; Korrelboom, 1998b). Kennis van deze markt en een kritisch oordeel over de daarop aangeboden producten geeft daarom wel een voldoende basis om zich als een deskundig hulpverlener  aan een cliënt te kunnen en mogen presenteren. Naast deze vakinhoudelijke deskundigheid is er tevens deskundigheid vereist om de inzichten en interventies zo te presenteren aan een cliënt dat deze ze cognitief kan begrijpen, emotioneel kan verwerken en ze kan inpassen in zijn gedragsrepertoire. Dit vraagt om educatieve kwaliteiten in de zin dat u goed in staat bent om uw ideëen over te brengen en om uw cliënt duidelijke aanwijzingen te geven. Tot deze educatieve kwaliteiten behoren tevens het vermogen en de bereidheid om stelselmatig na te gaan of uw ideeën en aanwijzingen ook zijn overgekomen bij uw cliënt. Zo'n kritische-evaluatieve houding is onmisbaar om eventuele blokkades in het inzicht bij uw cliënt op het spoor te komen.

Relationeel betekent deze opstelling als een deskundige met educatieve kwaliteiten dat u voor uw cliënt de rol van 'leermeester' kunt vervullen. Niet alleen bent u inhoudelijk en procesmatig deskundig, maar u bent ook in staat deze deskundigheid te vertalen in voor uw cliënt begrijpelijke, aanvaardbare en bruikbare inzichten en aanwijzingen.

2.2.3 Empathie

Empathie is wel omschreven als vermogen om zich te verplaatsen in de belevingswereld van de ander, de ervaringen van de ander daardoor te kunnen begrijpen en dit begrip ook aan de ander te laten blijken (Lang, 1993, blz 36; Egan, 1990, blz 107). Het begrip betrokkenheid wordt in vergelijkbare bewoordingen omschreven.

In hoeverre uw cliënt de empathie ervaart, hangt af van uw vermogen om aandachtig naar uw cliënt te luisteren en zijn verhaal zonder persoonlijke kleuring weer te geven. Wij veronderstellen dat u bekend bent met de gesprekstechnieken voor deze vorm van actief luisteren (Lang, 1993). 

Door op deze wijze uw oprechte interesse te laten blijken, stimuleert u uw cliënt om zijn  ervaringen en gevoelens naar waarheid en zonder terughoudendheid met u te delen.

Empathie of betrokkenheid wil overigens niet zeggen dat u zonder meer alles voor 'waar' aanneemt wat een cliënt u vertelt. Vooral door het nonverbale gedrag van de cliënt te observeren en door te luisteren naar gevoelsuitingen in de onderstroom van het verhaal, komt u vaak te weten of u ook kunt vertrouwen wat de cliënt u vertelt. Wanneer dit niet het geval lijkt te zijn, is er ook enige distantie in het contact nodig om de cliënt op een constructieve, maar duidelijke manier te confronteren met eventuele onjuistheden of tegenstrijdigheden in zijn verhaal.

2.2.4 Respect

Respect betekent in de eerste plaats dat u accepteert dat uw cliënt zijn eigen opvattingen, gevoelens en gedrag heeft ook al beschouwd u deze vanuit uw deskundigheid en opvattingen als problematisch. Respect betekent daarnaast dat u uw cliënt in zijn waarde laat en zijn zelfstandigheid of autonomie erkent als het gaat om de wijze waarop hij omgaat met zijn problemen. Dit respect wil niet zeggen dat u zich niet zou mogen richten op de verandering van de inzichten, opvattingen of het gedrag van de cliënt. Dat zou iedere vorm van psychotherapeutische hulpverlening immers onmogelijk maken. Het gaat er om dat u uw cliënt laat blijken dat u vertrouwen heeft in zijn capaciteiten om een oplossing te vinden voor zijn probleem. Uw hulp is slechts een aanbod waarvan uw cliënt gebruik kàn maken, maar geen voorschrift waarvan uw cliënt gebruik mòet maken. 

Het tonen van respect is vooral lastig als er zich heftige emoties voordoen of als uw cliënt blijk geeft van opvattingen, bijvoorbeeld over bepaalde seksuele voorkeuren, die haaks staan tegenover uw eigen opvattingen. Het getuigt van therapeutische deskundigheid om juist ruimte te laten aan dit soort emoties en opvattingen in het besef dat het tonen van respect een functionele houding is in de hulpverlening. Niet alleen verkrijgt u daardoor waardevolle informatie over de belevingswereld van uw cliënt, maar u geeft ook in relationeel opzicht een belangrijke signaal dat u niet terugschrikt voor de confrontatie met heftige gevoelens of extreme opvattingen.

2.2.5 Vertrouwen

Bij iedere cliënt die uw hulp inroept, zal sprake zijn van onzekerheid en twijfel over de goede afloop en daarnaast vaak van andere emoties zoals verdriet, woede of moedeloosheid over het probleem. In deze emotionele verwarring bent u als therapeut een belangrijk houvast. Dit houvast heeft de cliënt nodig om het vertrouwen te krijgen dat hij baat zal hebben bij uw hulp.

Om vertrouwen te kunnen hebben in dit bondgenootschap, moet de cliënt er vanuit kunnen gaan dat de therapeut oprecht is in zijn intenties. Deze 'echtheid' of integriteit van de therapeut heeft volgens Leijssen (1998) vooral te maken met een evenwicht tussen een dynamische en een meer beschouwende manier van optreden: spontaniteit naast zelfdiscipline, ernst naast speelsheid, openheid naast terughoudendheid en creativiteit naast voorspelbaarheid. Tal van auteurs (zie Leijssen, 1998) benadrukken daarbij de waarde van zelf-onthulling door de therapeut. Cliënten willen 'iets menselijks' zien in hun hulpverlener om op het bondgenootschap te kunnen vertrouwen en hun ziel en zaligheid op tafel te leggen. Schnarch (1991, hfst 16) daarentegen waarschuwt voor openheid over persoonlijke zaken en benadrukt dat vooral de integriteit van de hulpverlener de basis vormt voor het het vertrouwen van de cliënt.

Het vertrouwen in de hulpverlener is tevens gebaseerd op zijn deskundigheid en zorgvuldigheid. Wat de deskundigheid betreft is de hulpverleningsrelatie per definitie een ongelijkwaardige relatie.  

Of u werkelijk deskundig bent kan een cliënt moeilijk beoordelen. U wordt geacht kennis van zaken te hebben en competent te zijn in uw werk als hulpverlener, maar de cliënt is als leek niet in staat deze deskundigheid op waarde te schatten. Het vertrouwen is daarom voor een belangrijk deel gebaseerd op het beeld dat men in het algemeen heeft van een hulpverlener en de mate waarin u aan dit beeld voldoet. Of dit ook een reëel beeld is, is daarbij minder belangrijk, zolang het beeld maar houvast geeft. 

Voor het vertrouwen van de cliënt is de zorgvuldigheid waarmee de hulpverlener te werk gaat en zijn cliënt bejegent, daarom van eminent belang. Deze eis van zorgvuldigheid onderstreept nogmaals de noodzaak van transparantie en van het aangaan van een behandelingscontract met de cliënt. Er dienen heldere afspraken te zijn over het doel en de werkwijze van de therapie, over de duur, frequentie en betaling van de sessies en over enkele gedragsregels binnen het hulpverleningscontact, zoals de geheimhouding, het bewaken van de privacy en het niet overschrijden van persoonlijke grenzen. Gezien de ongelijkwaardige relatie en de kwetsbaarheid van cliënten in het hulpverleningsproces dient u bedacht te zijn op onzorgvuldigheden in het contact, zoals onvoldoende informeren van de cliënt, afwijken van of niet nakomen van afspraken, beslissingen nemen zonder overleg met uw cliënt, maar ook een te sterke (wederzijdse) betrokkenheid die ongemerkt kan doorslaan in intimiteit

2.2.6 Grenzen stellen

Hoe belangrijk empathie, respect en vertrouwen ook zijn, ze mogen nooit zo sterk de relatie bepalen, dat ze uw kritische blik op de uitlatingen en gedragingen van de cliënt of op het hulpverleningsproces vertroebelen. Enige distantie in het therapeutisch contact is daarom nodig om uw eigen emoties onder controle te houden. Het helpt u om verstoringen in het contact, zoals het reeds genoemde fenomeen van overdracht, tijdig te signaleren. Vooral de emotionele reactie van de hulpverlener op de 'overdracht' gevoelens van de cliënt kunnen het hulpverleningsproces danig dwarsbomen. Deze reactie wordt 'tegenoverdracht' genoemd. De hulpverlener raakt zo sterk betrokken bij een cliënt dat de opvattingen en gevoelens van de cliënt niet-functionele gevoelens oproepen. Er is dan sprake van emotionele overbetrokkenheid. Zeker in de seksuele hulpverlening vraagt de overbetrokkenheid om grote waakzaamheid met name als er sprake is van erotiserende gevoelens van overdracht en tegenoverdracht. We zullen dit toelichten aan de hand van de onderstaande betrokkenheidsspiraal.

 

 

 

 

Het omcirkelde deel van de figuur is in feite het gedeelte waar het in de professionele hulpverlening om gaat. Mensen gaan naar een hulpverlener om een probleem op te (laten) lossen waar ze alleen niet uit komen. Als er alleen maar sprake is van betrokkenheid en goede communicatie, maar niet van probleem oplossen of samenwerking, dan schiet de werkrelatie tekort. Evenzeer is dit het geval wanneer de cliënt sterke positieve en/of sterke negatieve emoties oproept bij de hulpverlener en de relatie niet beperkt blijft bij probleemoplossen maar doorschiet naar een emotionele overbetrokkenheid of zelfs een intimiteitsaspect krijgt. Zeker in de sekstherapie, waarbij veelal wordt gewerkt met paren, kan het doorschieten van de betrokkenheid ertoe leiden dat de hulpverlener in een 'driehoeksrelatie' terechtkomt met zijn twee cliënten en als bliksemafleider gaat fungeren voor de spanningen in de relatie tussen beide cliënten (Schnarch, 1991, hfst 16).

Naarmate u beter in staat bent uw eigen emoties te hanteren en uw eigen grenzen te bewaken, kunt u uw betrokkenheid tonen zonder dat de relatie doorschiet en het probleem oplossen in gevaar komt. Het gaat dus om het juiste evenwicht tussen enerzijds uw emotionele betrokkenheid waaraan de cliënt de noodzakelijke steun kan ontlenen om zich open en eerlijk naar u te uiten, en anderzijds voldoende distantie om kritisch te kunnen blijven en onnodige spanningen in de hulpverleningsrelatie te voorkomen.