Samenvatting

Samenvatting
 
In de literatuur worden een groot aantal gedragingen en persoonlijke kwaliteiten aan hulpverleners voorgeschreven die ervoor moeten zorgen dat er een vruchtbare samenwerkingsrelatie bestaat met de cliënt. Uitgaande van de functionaliteit van de hulpverleningsrelatie is in dit hoofdstuk een nadere invulling gegeven aan deze kwalificaties.
De hulpverleningsrelatie vervult in het hulpverleningsproces twee functies. In de eerste plaats biedt de hulpverleningsrelatie de sociale context voor het educatieve onderdeel van de hulpverlening. Hulpverlener en zijn samen op zoek naar de 'waarheid' over het seksuele probleem van de cliënt. Wat is er precies aan de hand en wat is er aan te doen? Op basis van zijn deskundigheid en klinische ervaring treedt de hulpverlener bij het speurtocht naar het antwoord op deze vragen op als de gids en leermeester van de cliënt. 
In de tweede plaats is er de therapeutische vraag. In de sekstherapie is er vrijwel altijd ook sprake van een vraag om hulp bij het opheffen van de machteloosheid waardoor de cliënt niet in staat is zijn seksuele probleem zelfstandig op te lossen. 
 
Voor het vaststellen van de voorwaarden waaraan de hulpverleningsrelatie dient te voldoen ten behoeve van het educatieve proces kan worden gekeken naar de factoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van de informatie-uitwisseling tussen hulpverlener en cliënt. Deze informatie-uitwisseling dient betrouwbaar, waarheidsgetrouw en bruikbaar te zijn voor beide partijen. 
Uit de eis van betrouwbaarheid volgt dat de hulpverlener nauwgezet te werk moet gaan bij het verkrijgen en verschaffen van informatie. Hij dient daarbij in zijn taalgebruik aan te sluiten bij de cliënt. Daarnaast dient de hulpverlener alert te zijn op inconsistenties in het verhaal van zijn cliënt en op tekenen van therapie-ontrouw die maken dat zijn cliënt minder openstaat voor de informatie die hij zelf geeft. Relationeel betekent deze nauwgezette en kritische houding dat de cliënt te maken heeft met iemend die hem serieus neemt, maar ook zelf serieus en oprecht wil worden bejegend.
 
Om ervoor te zorgen dat de informatie-uitwisseling ook waarheidsgetrouw is, zal de hulpverlener inhoudelijk deskundig, maar ook educatief bekwaam moeten zijn. Daarnaast zal de hulpverlener moeten zorgen voor een hulpverleningsrelatie waarbinnen de cliënt zich voldoende veilig en gesteund voelt om zijn seksuele problemen en ervaringen met de hulpverlener te bespreken, hoe pijnlijk dit ook moge zijn. Empathie, respect en vertrouwen zijn daarvoor de basisvoorwaarden. De professionele betrokkenheid van de hulpverlener mag echter niet doorschieten, omdat daarmee het doel van de hulpverlening, het oplossen van het seksuele probleem van de cliënt, in gevaar komt. Zeker in de seksuele hulpverlening waarbij ook bij de hulpverlener gemakkelijk gevoelens van intimiteit en erotiek kunnen ontstaan, is het zaak de grenzen in deze scherp te bewaken. 
 
In hoeverre de informatie die de hulpverlener krijgt, bruikbaar is, hangt af van de therapeutische school die de hulpverlener aanhangt. In een open-exploratieve benadering is vrijwel alle informatie van waarde als deze de cliënt maar meer inzicht geeft in zijn probleem. In de seksuele hulpverlening wordt echter steeds meer een programmatische aanpak voorgestaan. Relationeel betekent dit dat de hulpverlener soms vrij directief moet kunnen zijn in zijn diagnostische en/of therapeutische interventies en daarvoor ook de rol van gespreksleider op zich moet nemen. 
Terwille van de bruikbaarheid voor de cliënt van de inzichten en aanwijzingen van de hulpverlener treedt er in de loop van het hulpverleningsproces een verschuiving op in de hulpverleningsrelatie. In de eerste fase van het proces zal de hulpverlener vooral houvast moeten bieden aan de cliënt. Gaandeweg zal de hulpverlener zijn cliënt moeten helpen (weer) op eigen benen te gaan staan om ook buiten de therapeutische setting te kunnen omgaan met zijn seksuele problemen.
 
Naast de bovengenoemde relationele voorwaarden ten behoeve van het educatieve proces, stelt het  therapeutisch proces een aantal extra eisen aan de kwaliteit van de hulpverleningsrelatie. Teneinde het gevoel van machteloosheid en demoralisatie van de cliënt te lijf te gaan, staan de hulpverlener een veelheid van steunende, structurerende en confronterende interventies ter beschikking waarmee de drie peilers van de therapeutische relatie, te weten veiligheid, uitdaging en bekrachtiging, kunnen worden opgebouwd. De therapeutische situatie en de hulpverleningsrelatie vormen voor de cliënt aldus een veilig speelveld waarbinnen hij zijn soms heftige gevoelens kan uiten en verwerken en nieuwe inzichten en vaardigheden kan oefenen en toetsen op bruikbaarheid. Binnen de sekstherapie zijn de mogelijkheden voor deze oefenfunctie vrij beperkt omdat er binnen de hulpverleningsrelatie geen plaats is voor intimiteit.
 
Om de hulpverleningsrelatie de genoemde functies in het therapeutisch proces te laten vervullen, dient de therapietrouw van de cliënt gewaarborgd te zijn. De bedreigingen van de therapietrouw kunnen berusten op niet bewuste, passieve processen, op al of niet bewuste, actieve weerstand en zelfs op openlijke weigerachtigheid van de cliënt. Voor de aanpak van de passieve processen en de weerstand zijn vele confronterende en motiverende technieken beschikbaar die de therapeutische kracht van de relatie versterken en het effect van de weerstand doen verminderen. Speciale aandacht verdient de weerstand of weigerachtigheid die betrekking heeft op de hulpverleningsrelatie zelf. Dit vraagt om een voorzichtige en gefaseerde aanpak, waarbij er eerst diagnostiek plaatsvindt van het relationele probleem, alvorens met de cliënt de keuze te maken of de hulpverlening al of niet wordt voortgezet. Daarna kan er worden gewerkt aan de geconstateerde zwakheden in de hulpverleningsrelatie