1.2.3 Balanceren
W &P hanteren beide andere waarden die elkaar deels bijten, maar vragen wel om balans. Verabsolutering van een van beide is ongewenst, leidt zelfs tot perversie. Het is de verstoring van de balans die van meesters slaven maakt. De onderliggende vraag is dus: “Vanwaar die hang naar verabsolutering?” Disciplines, verzamelpunt voor practici, bestaan om dingen te ‘bestrijden’, zoals ziekte, onrecht etc. Practici zijn krijgers die vechten voor een wezenlijk deel van de kwaliteit van het bestaan. Wat men al strijdend, ambivalent, emotioneel en met weinig oog voor nuance, uit het oog verliest, is dat die kwaliteit van het bestaan geen eenduidig begrip is. Het is een vat vol tegenstijdigheden dat een positieve uitkomst kent bij gratie van balanceren. Go(e)d zit in de details. Het verabsoluteren van waarden leidt tot paternalisme, de zucht om uit te maken wat goed is voor anderen.
Als paternalisme inherent is aan practici, dan is het aan wetenscha(pers) om tegenwicht te bieden. Ook als het gaat om gezondheid als heilige graal en zeker als compliance meer en meer dreigt te worden afgedwongen**. In dit kader, teneinde de maatschappij van een redelijke grondslag te voorzien, is het aan de wetenschap om neiging van practici tot bevoogding te ontkrachten.
Maar is dat op metaniveau niet paternalistisch? Hoe deze kloof tussen Wetenschappelijke twijfel en Praktische zekerheden te overbruggen zonder te vervallen in wat men de ander verwijt? Naast het besef van waarden-pluralisatie, het leven is niet eenduidig, is een optie om practici te houden aan het adagium ‘Schoenmaker blijf bij je leest’. Artsen moeten ziekte bestrijden, maar zich ver houden van het bevorderen van gezondheid! Adviseurs moeten organisatieproblemen verhelpen. Wie tracht problemen met regelgeving te voorkomen, krijgt wat men vreest door te interfereren met processen als autopoiese (zelforganisatie) en feedback.
Kortom, in een klimaat dat bol staat van practici die positieve vrijheid proclameren, is vanuit het balansdenken voor de wetenschap momenteel negatieve vrijheid het devies. Dat impliceert vervolgens dat er maar een instantie is die W&P uiteindelijk in balans kan houden: degene om wie het gaat, degene voor wie de bemoeigoederen worden geproduceerd (patiënt, cliënt, het individu). Het individu moet steeds de vraag (kunnen) stellen: “Ja, maar is dat wat gemiddeld goed is ook goed voor mij, in mijn situatie, met mijn motieven etc. Deze negatieve vrijheid impliceert niet dat mensen elkaar maar aan hun lot moeten overlaten. Integendeel, bij nood biedt men hulp, bij voorkeur door zelfverzekerde Practici en gericht op het zo snel mogelijk herstellen van diezelfde negatieve vrijheid. Maar daarbuiten moeten mensen worden gevrijwaard van bemoeienis en zelf de regie voeren. Binnen die opvatting blijft alles wat wetenschap produceert aan bemoeigoederen slechts hulpmiddel en scientist-practitioners slechts regie-assistenten!
**We leven niet in een neutrale wereld. Er is nogal wat propaganda in allerlei richtingen
Harry van de Wiel, dd. 14 aug. 2012
n.a.v. Willem Hofstee: opzoeken, De Psycholoog